1 Samuel 17:28

SVAls Eliab, zijn grootste broeder, hem tot die mannen hoorde spreken, zo ontstak de toorn van Eliab tegen David, en hij zeide: Waarom zijt gij nu afgekomen, en onder wien hebt gij de weinige schapen in de woestijn gelaten? Ik ken uw vermetelheid, en de boosheid uws harten wel; want gij zijt afgekomen, opdat gij den strijd zaagt.
WLCוַיִּשְׁמַ֤ע אֱלִיאָב֙ אָחִ֣יו הַגָּדֹ֔ול בְּדַבְּרֹ֖ו אֶל־הָאֲנָשִׁ֑ים וַיִּֽחַר־אַף֩ אֱלִיאָ֨ב בְּדָוִ֜ד וַיֹּ֣אמֶר ׀ לָמָּה־זֶּ֣ה יָרַ֗דְתָּ וְעַל־מִ֨י נָטַ֜שְׁתָּ מְעַ֨ט הַצֹּ֤אן הָהֵ֙נָּה֙ בַּמִּדְבָּ֔ר אֲנִ֧י יָדַ֣עְתִּי אֶת־זְדֹנְךָ֗ וְאֵת֙ רֹ֣עַ לְבָבֶ֔ךָ כִּ֗י לְמַ֛עַן רְאֹ֥ות הַמִּלְחָמָ֖ה יָרָֽדְתָּ׃
Trans.wayyišəma‘ ’ĕlî’āḇ ’āḥîw hagāḏwōl bəḏabərwō ’el-hā’ănāšîm wayyiḥar-’af ’ĕlî’āḇ bəḏāwiḏ wayyō’mer lāmmâ-zzeh yāraḏətā wə‘al-mî nāṭašətā mə‘aṭ haṣṣō’n hâēnnâ bammiḏəbār ’ănî yāḏa‘ətî ’eṯ-zəḏōnəḵā wə’ēṯ rō‘a ləḇāḇeḵā kî ləma‘an rə’wōṯ hammiləḥāmâ yārāḏətā:

Algemeen

Zie ook: David (koning), Hart (lichaamsdeel), Kleinvee, Schapen, Woestijn

Aantekeningen

Als Eliab, zijn grootste broeder, hem tot die mannen hoorde spreken, zo ontstak de toorn van Eliab tegen David, en hij zeide: Waarom zijt gij nu afgekomen, en onder wien hebt gij de weinige schapen in de woestijn gelaten? Ik ken uw vermetelheid, en de boosheid uws harten wel; want gij zijt afgekomen, opdat gij den strijd zaagt.


Vertaalnotities

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
    Zie hier over het gebruik van de interlineair.

וַ

-

יִּשְׁמַ֤ע

hoorde

אֱלִיאָב֙

Als Elíab

אָחִ֣יו

broeder

הַ

-

גָּד֔וֹל

zijn grootste

בְּ

-

דַבְּר֖וֹ

spreken

אֶל־

hem tot

הָ

-

אֲנָשִׁ֑ים

-

וַ

-

יִּֽחַר־

zo ontstak

אַף֩

de toorn

אֱלִיאָ֨ב

van Elíab

בְּ

-

דָוִ֜ד

tegen David

וַ

-

יֹּ֣אמֶר׀

en hij zeide

לָ

-

מָּה־

Waarom

זֶּ֣ה

-

יָרַ֗דְתָּ

zijt gij nu afgekomen

וְ

-

עַל־

en onder

מִ֨י

wien

נָטַ֜שְׁתָּ

gelaten

מְעַ֨ט

weinige

הַ

-

צֹּ֤אן

schapen

הָ

-

הֵ֙נָּה֙

hebt gij de

בַּ

-

מִּדְבָּ֔ר

in de woestijn

אֲנִ֧י

Ik

יָדַ֣עְתִּי

ken

אֶת־

-

זְדֹנְךָ֗

uw vermetelheid

וְ

-

אֵת֙

-

רֹ֣עַ

en de boosheid

לְבָבֶ֔ךָ

uws harten

כִּ֗י

wel; want

לְמַ֛עַן

opdat

רְא֥וֹת

zaagt

הַ

-

מִּלְחָמָ֖ה

gij den strijd

יָרָֽדְתָּ

gij zijt afgekomen


Als Eliab, zijn grootste broeder, hem tot die mannen hoorde spreken, zo ontstak de toorn van Eliab tegen David, en hij zeide: Waarom zijt gij nu afgekomen, en onder wien hebt gij de weinige schapen in de woestijn gelaten? Ik ken uw vermetelheid, en de boosheid uws harten wel; want gij zijt afgekomen, opdat gij den strijd zaagt.

____

Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!