SV | Als Eliab, zijn grootste broeder, hem tot die mannen hoorde spreken, zo ontstak de toorn van Eliab tegen David, en hij zeide: Waarom zijt gij nu afgekomen, en onder wien hebt gij de weinige schapen in de woestijn gelaten? Ik ken uw vermetelheid, en de boosheid uws harten wel; want gij zijt afgekomen, opdat gij den strijd zaagt. |
WLC | וַיִּשְׁמַ֤ע אֱלִיאָב֙ אָחִ֣יו הַגָּדֹ֔ול בְּדַבְּרֹ֖ו אֶל־הָאֲנָשִׁ֑ים וַיִּֽחַר־אַף֩ אֱלִיאָ֨ב בְּדָוִ֜ד וַיֹּ֣אמֶר ׀ לָמָּה־זֶּ֣ה יָרַ֗דְתָּ וְעַל־מִ֨י נָטַ֜שְׁתָּ מְעַ֨ט הַצֹּ֤אן הָהֵ֙נָּה֙ בַּמִּדְבָּ֔ר אֲנִ֧י יָדַ֣עְתִּי אֶת־זְדֹנְךָ֗ וְאֵת֙ רֹ֣עַ לְבָבֶ֔ךָ כִּ֗י לְמַ֛עַן רְאֹ֥ות הַמִּלְחָמָ֖ה יָרָֽדְתָּ׃ |
Trans. | wayyišəma‘ ’ĕlî’āḇ ’āḥîw hagāḏwōl bəḏabərwō ’el-hā’ănāšîm wayyiḥar-’af ’ĕlî’āḇ bəḏāwiḏ wayyō’mer lāmmâ-zzeh yāraḏətā wə‘al-mî nāṭašətā mə‘aṭ haṣṣō’n hâēnnâ bammiḏəbār ’ănî yāḏa‘ətî ’eṯ-zəḏōnəḵā wə’ēṯ rō‘a ləḇāḇeḵā kî ləma‘an rə’wōṯ hammiləḥāmâ yārāḏətā: |
Als Eliab, zijn grootste broeder, hem tot die mannen hoorde spreken, zo ontstak de toorn van Eliab tegen David, en hij zeide: Waarom zijt gij nu afgekomen, en onder wien hebt gij de weinige schapen in de woestijn gelaten? Ik ken uw vermetelheid, en de boosheid uws harten wel; want gij zijt afgekomen, opdat gij den strijd zaagt.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Als Eliab, zijn grootste broeder, hem tot die mannen hoorde spreken, zo ontstak de toorn van Eliab tegen David, en hij zeide: Waarom zijt gij nu afgekomen, en onder wien hebt gij de weinige schapen in de woestijn gelaten? Ik ken uw vermetelheid, en de boosheid uws harten wel; want gij zijt afgekomen, opdat gij den strijd zaagt.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!